Deze tweehonderdvijftig jaar oude encyclopedie (Het Algemeen huishoudelijk, natuur-, zedekundig- en konst-woordenboek van N. Chomel) is er echt eentje naar mijn corazon: boordevol met de mooiste en compleet ten onrechte vergeten woorden. En de uitleg van die woorden is al minstens even prachtig.
Vroeger was natuurlijk lang niet alles beter, maar de taal in veel opzichten wel. Zo gedecideerd, zo pakkend, zo elegant en beschaafd en tegelijkertijd bijna kinderlijk stellig. Laten we gewoon bij de A beginnen, de A van Aarde, of Zandige Aardes. Er zijn blijkbaar twee soorten Zandige Aardes (oké). De ene bestaat uit grof en geel zand, en dat is de beste (oké). De andere Zandige Aarde is wit en droog, en dient tot niets anders dan er een bos van te maken. Oké!
Aardhars. Aardmos. Aardrook. Aarskrabber. Wat? In het Latijn heet dat een Aniscalptor; “de breedste spier, bedekkende bijna het gantsche achterste gedeelte van het lijf.” Okido! Acrimonia (scherpheid des bloeds). Aequinoctium (de tijd wanneer op de gehele aardbodem dag en nacht even lang is, en dus van twaalf uren). Ambarvasti! Amausum! Amazoontjes. Ameira. Ameldonk. Amor Insanus (zie: Razende Moer).
Alleen al in de letter A zou ik uren rond kunnen blijven dwalen, maar dat zou zonde zijn van de overige letters. Hup, in gestrekte draf naar de D dus, de D van Dorst bijvoorbeeld. Op zich een mooi woord, alhoewel een beetje normaaltjes. Maar de verschillende middelen die worden aangereikt om dorst tégen te gaan zijn des te meer de moeite waard. “Om de dorst te stillen is niets beter dan een teug te nemen van allerlei gezonde dranken als water, bier, wijn, karnemelk, weij, enzovoort.” Je zou er bijna Drekbraakig van worden. Drekbraakig! Dat op de voet gevolgd wordt door het aandoenlijke Drektorretje: “een torretje, langwerpig van gedaante, de grootte van een luis niet overtreffende. Het wordt veel in de paardendrek aan de wegen gevonden.” Och, lief klein drektorretje…
Over paardenpoep gesproken: Rendierenbrems én Rouwdrager zijn andere, en, vind ik, vele malen bétere woorden voor paardenvlieg.
Gongrona. Gorgeret. De letter G in deze encyclopedie lijkt wel de inspiratiebron te zijn geweest voor zo ongeveer alle True Norwegian Black Metal-bands. Goudvlerk. (Of anders voor Carl Barks). Graculus (nee, toch metalbands). Grimmeldier (nee, ik denk toch kinderboekenschrijvers!). Voor wie nu benieuwd is naar het grimmeldier: het is ‘donker asch-graauw van koleur’, en onder de ogen heeft het ‘twee holligheeden, bevattende een vet olie-agtig vocht met een sterke reuk als bevergeil.’ Oké!
Hooning-Eetend Bloemzuigertje - waarom zou je inderdaad BIJ zeggen als je ook Hooning-Eetend Bloemzuigertje kunt zeggen! Hallelujah mensen. Hononijmia. Horselen. Hortulanus. Huttenrook. Ik kán niet meer!
Karbonkelwater (een zeer krachtig Slag-water). Kauworde. Kazilotten. Keerkringstijd. Kinki. Klaakmaaking. Kladschilders. Koude Pis (een ongemak in het water-loozen). Water-loozen! Zeiden we nog maar water-loozen in plaats van plassen. “Om het ongemak van Koude Pis ras te verdrijven, is zeer dienstig, dat men een goede teug Keulsche jenever neemt. Of bij gebrek daaraan, neemt men een teug van uw eigen water, of van een gezond Mensch in. Dit is wel wat vies, maar het zal u goed doen.”
Ik kan bijna niet stoppen en zou het liefst alle woorden uit dit boek wel willen uitschreeuwen en proberen ze weer aan de man te brengen, maar dat is waarschijnlijk een beetje zonder van de tijd. Misschien kunnen we dan alleen water-loozen weer een beetje bon ton maken? Pleeeease. Voor meer tips, trics en ontelbaar veel prachtige en veelal uitgestorven woorden: check deze encyclopedie. Had ik al gezegd dat er ook krankzinnig mooie prenten bij zitten? Van bodemprofieltjes, aardewerken potten, planten, stenen, waterputten en bepaalde torretjes, misschien zelfs wel dat schattige Drektorretje?