Lang, lang geleden, ergens in de jaren nul van deze eeuw, had ik samen met een vriend het plan om de site mooiewoordenboek.nl te claimen en daar al onze - je raadt het al - mooiste woorden op te verzamelen. Nooit gedaan natuurlijk. Spijt natuurlijk, want dan hadden we nu inmiddels een fikse verzameling gehad. Bovendien hadden we ons taalimperium dan uit kunnen breiden naar mooie spreekwoorden punt nl, en dit boek zo ongeveer integraal over kunnen tikken.

Het staat trouwens ook gewoon booooordevol tópwoorden - als ik één natuurlijke drug mag kiezen zou dat naast activiteiten als boswandelen en kroeghangen denk ik bijzondere woorden zijn, mijn hart klopt serieus al een beetje sneller van woorden als blaaskaak, snoefshaan en windbuil (die allemaal zo ongeveer hetzelfde betekenen), maar wat dacht je van korfdrager, flikflooyer, vleyer of pluimstryker! Van fokszwantzer! Falievouwer! Potteboef, oftewel tafelschuimer of pannelekker! Haarzak, hoddebek, yzegrim of babbeltoot (dat is vanzelfsprekend “een tandenlooze bes”).

Of een sletvink! Is dat niet een magnifiek woord voor slordig vrouwmens? Een ruifeltas, dat is “de naam voor fluksche vrouwlieden”. Fluksche vrouwlieden! Oooooh. Of karonje (een kreng). Of een snol; ik ben eindelijk oud genoeg om een van de Nederduitsche woorden zelf nog in de mond te hebben genomen. Maar te jong voor pekelhoer of schotbeest, al kan ik altijd proberen ze weer nieuw leven in te blazen - ik zeg altijd maar zo: je bent nooit te jong om oude woorden te bezigen, het is alleen nog even wachten op de uitgelezen situatie voor het woord pekelhoer (jammer dat ik al een keuken van Ikea heb).

Deze week leerde ik hier op Facebook trouwens het prachtige woord anemoia: gevoelens van nostalgie voor een tijd die je nooit hebt meegemaakt. Nou, als ik ergens anemoïsch van word, dan is het wel dit soort taal. Oké recht zo die gaat door naar de spreekwoorden dus, mijn anemoia houdt het al bijna niet meer.

Zijn kop is op de loop (iemand die zit te malen). Die is in de boonen (niet helemaal lekker). Hij heeft wespen in de kop, dat zei je vroeger als iemand hoorndol was. Of: de bolworm ryd hem. De bólwórm rijdt hem! Ik kan het niet genoeg benadrukken: wat is er toch veel prachtige taal verloren gegaan.

Hij ziet zo bars als schoppenknecht. Ymand op het stroo leggen: mooier wordt het niet voor iemand omleggen/afmaken/mollen/vellen, misschien wel een leuke suggestie voor de Mocro-mafia om gecodeerd te versturen in plaats van ‘ik ga die kkhond dede maken', zeg het gewoon eens iets eleganter! Ik ga die fokszwantzer op het stroo leggen, bijvoorbeeld.

Of deze, dat ze over iemand zeggen: ’t is een rechte Loeris. Dat komt voort uit “een gezel van zeer ongeschikte zeden, namelijk Laurens”. Hahaha. Laurens is vervolgens verbasterd tot Loeris, en ik kan niet ontkennen dat ik me enigszins verwant voel met de rechte Loerissen.

Nog wat mooie dingen om over mensen te zeggen: ’t is een oude kaasjager (voor echte bedriegers). ’t Is een schuifelbout - iemand die “zich bedient van een gauwdiefsfluitje, net als struikrovers”. Ah oké. ’t Is een spekjan: een smaadnaam, die men hoort te geven aan Spanjaards. De smaadnaam voor de Engelsen is een steertman, en die voor de Laplanders: een waailap.

Of wat dacht je van een loswambuis? Dat zijn mensen met losse kleding, die met een riem om het lijf gesnoerd moesten worden. Want: “ongegord te zijn, wierd een teken voor ongebondenheid, loshoofdige dertelheid!”

Och! Was er toch maar meer sprake van loshoofdige dertelheid, mensen!

Oké tot slot nog een paar vunzige spreekwoorden want daar kunnen er nooit genoeg van zijn: Als morssige lieden kuisch worden, dan schuuren zy de pan van achteren.

Huuuuu.

Elk heeft zyn liefje lief, al is zy besnot. (Die is misschien toch eerder lief dan goor want zo is het toch maar net).

Hij heeft zijn kalfsklauwen afgelopen: hij is de driften en dertelheden van de jeugd nu wel te boven.

Hij heeft zijn trouwtje verquakkelt: hij heeft zich onbezonnen verslingerd.